woensdag 16 december 2015

Karen Armstrong stelt het te mooi voor


In het Dagblad van het Noorden (12 december jl.) stond een uitgebreid stuk over de godsdienstwetenschapper Karen Armstrong. Ze wordt een ‘autoriteit in wereldreligies’ genoemd. Zij benadrukt de kracht en het mededogen van religies en zegt onder meer: ‘Ook Mohammed zou geschokt zijn. Hij zou helemaal niets begrijpen van Islamitische Staat. Waarom die beweging zo gewelddadig en onverzoenlijk is.’
    Zeer terecht maakt ze zich zorgen over gewelddadige interpretaties van religies, en over het gebrek aan erkenning van de mogelijke sociale kracht ervan. Toch, hoe mooi bedoeld ook, ik ben het niet helemaal met haar eens.

Een paar jaar terug schreef ik ‘Godsdienstkritiek, respect en actieve tolerantie’. Hierin beschrijf en waardeer ik drie posities:
    1 – Een gefundeerd en kritisch atheïsme, ontstaan vanuit het denken van Feuerbach en Marx. Dat is kritisch, erkent de wortels van religieus denken en handelen, en kan een verweer vormen tegen reactionaire religieuze inmenging in sociale en politieke kwesties. Dit kan echter ook positief een sociaal en progressief handelen waarderen, dat op religie gebaseerd is. Dat bestaat en dat moet dan ook erkend worden. Dat kan leiden tot tolerantie op afstand, maar ook tot intensieve samenwerking in sociale kwesties en bijvoorbeeld in de strijd voor vrede. Zo luidt in het kort mijn positie, over de volgende twee denk ik kritisch.
    2 – De positie waarin een godsdienstkritiek doorschiet en koste wat kost elke religie wil bestrijden. Dat is een zinloze actie. Zijn atheïsten dan altijd zo sociaal? Dacht van niet. Dit is de positie, globaal gezegd, van de evolutiebioloog Richard Dawkins. Iets zeggen, iets vinden of principiële kritiek hebben is echter nog niet hetzelfde als bestrijden. Dawkins draaft door als een oudtestamentische profeet, met een schare volgelingen er achteraan.
    3 – De positie waarin de tolerantie doorschiet en redelijke inhoudelijke kritiek verstomt. Dat proef ik bij Karen Armstrong. In haar boek over Mohammed (2006) wordt heel wat afgevochten, maar van alles krijgt een positieve draai. Natuurlijk moet je het christendom en de islam respecteren, zolang deze de kaders van de democratische seculiere rechtsstaat aanvaarden. Maar als ik het Oude Testament of de Koran lees, zie ik wel een naar mijn mening overmatige nadruk op regels. Alsof God niet het leven, maar alleen de rechtbank heeft geschapen. Natuurlijk staan daar ook mooie passages naast.

In mijn boek zeg ik over de derde positie: ‘Bij Armstrong zie je echter ook dat een respectvolle benadering moeilijk is. Een overdosis begrip lijkt vaak averechts te werken. In haar boek Muhammad’  leeft zij zich zo in het leven van de profeet Mohammed en het ontstaan van de islam in, dat elke kritische distantie verdwenen lijkt te zijn. De gevoerde oorlogen lijken door de context goedgepraat te worden, zonder enige beoordeling van die oorlogen zelf. Armstrong schijnt helemaal in de huid van Mohammed te willen kruipen; maar kan dat zomaar? De lezer op afstand krijgt het gevoel dat zo’n overmaat aan begrip niet begripsvol, respectvol of serieus meer is. De irritatie van de gelovige is dan begrijpelijk. Is dit wat de kritische godsdienstwetenschap toe te voegen heeft? Als je niets toe te voegen hebt, bemoei je er dan niet mee…’ (pp. 85-86)

In het artikel in het Dagblad staan ook heel zinvolle dingen, zoals over de oorzaken van oorlogen, die te vinden zijn in hebzucht en berekening. Maar Armstrong maakt het toch te mooi, geeft een rooskleurige voorstelling van zaken, is te selectief. Je hebt er echter niets aan de zaak mooier voor te stellen dan die is, door die te versimpelen.
    Ook als je tolerant en begripsvol bent, mag je nog altijd er iets van vinden en dat zeggen.




Karen Armstrong, Muhammad, Prophet for our time, Harper Press, London 2006.

Jasper Schaaf, Godsdienstkritiek, respect en actieve tolerantie, Feuerbach herlezen, Uitgeverij Damon, Budel 2010.