maandag 4 mei 2015

Marx: Denken met een barst


Hoofdstuk 12 van mijn boek Marx, zó gelezen (2005) heet ‘Denken met een barst’. De weerbarstige werkelijkheid leren kennen betekent barsten, breuken onderkennen. Ze op hun betekenis en effecten schatten.
    Karl Marx’ filosofie is dialectisch. De kosmos, de wereld en de maatschappij zijn volop in verandering, in beweging, er zijn altijd nieuwe ontwikkelingen. Deze ontstaan vooral door interacties, door tegenstellingen, doordat tegengestelde krachten op elkaar inwerken. Met als resultaat dat er altijd nieuwe dingen, of nieuwe fasen binnen een langere ontwikkeling ontstaan.
    In de cultuurgeschiedenis zijn zo ook belangrijke krachten, tegenkrachten en bewegingen werkzaam, die nieuwe situaties bewerkstelligen en daarmee weer oude tegenstellingen opheffen. Een belangrijk voorbeeld is de strijd tussen sociale klassen, waarin onderdrukte klassen en groepen rechten, vrijheden en macht afdwingen. Met deze dialectiek kan men deels bewust omgaan: de sociale krachten en tegenkrachten organiseren, om nieuwe, betere situaties mogelijk te maken.

Dialectisch denken is denken met een barst. Barsten, breuken, niet alleen binnen de begrippen van het denken, maar ook in een visie die realistisch wil zijn en in de complexe werkelijkheid de barsten herkent. De wereld vormt een eenheid, een samenhang, maar deze breekt voortdurend open. Steeds ontstaan nieuwe tegenstellingen, tegengestelde krachten. Dit gebeurt in de maatschappij en in ons denken hierover. Meen je net uit een vraag te zijn, dan dienen nieuwe tegenwerpingen zich aan. Dit is vaak onontkoombaar. Een geheel afgeronde visie vertoont al snel barsten, omdat de werkelijkheid complexer en dynamischer is.

Meestal mogen we blij zijn met de slechts beperkte houdbaarheid van volledig afgeronde visies. Juist dát helpt de samenleving vooruit. Al bestaat hier ook het risico dat veranderlijkheid overmatig en voorbarig als enige ethische maatstaf wordt genomen. Want al is er vaak vooruitgang, er ontstaat ook strijd die met groot verlies en menselijke drama’s gepaard kan gaan, zoals het dagelijks leven en de geschiedenis met haar vele oorlogen leren.
    De maatschappelijke dialectiek is een gegeven waar niemand omheen kan. Situaties roepen altijd weer nieuwe krachten op. Interacties leiden altijd tot nieuwe omstandigheden. Daarbinnen het zicht blijven houden op inzet voor sociale vooruitgang en daar passende organisatievormen voor vinden, is een sociale, politieke en morele vereiste. Naïef of dogmatisch denken kan, zeker op de langere duur, de maatschappij niet in haar ontwikkeling begrijpen. Die ontwikkeling zal altijd weer barsten, breuken, tegenstrijdigheden laten zien.

Dialectisch denken is denken met een barst, bijvoorbeeld wanneer erkend wordt dat oude waarheden soms door nieuwe vervangen moeten worden. Tegenover die oude waarheden worden dan nieuwe uitspraken gesteld, wat leidt tot discussie en strijd. En altijd zal het denken vervolgens opnieuw een eenheid, een synthese willen vormen, een voor dat moment consistent idee over de wereld en waar je voor stáát.
    Wanneer oude vormen afsterven, zijn nieuwe ideeën nodig. Veel van het oude, zoals de strijd voor rechtvaardigheid en tegen onderdrukking kan dan nog altijd het uitgangspunt zijn in die nieuwe vormen. Of is elk streven naar rechtvaardigheid, beter leven en een duurzaam leefbare wereld soms ook verouderd?

Het denken en onze gevoelens zoeken eenheid, maar die is er niet zonder meer. Barsten daarin brengen iets teweeg, onmiskenbaar. Wanneer je de barst incalculeert en erkent niet alles te weten, je een open wetenschappelijke of gewoon nieuwsgierige houding nastreeft, en door blijft gaan samen met anderen analyses over belangrijke vraagstukken te maken, kun je een sociale inzet lang volhouden en actuele strijdbare samenhangende visies vinden. Je houdt het dan langer vol dan ieder die meent te kunnen denken zonder barsten, die alle lastigheden van de politiek meent te kunnen vermijden.
    Steeds weer spelen er breuken en tegenstellingen. Nadenken over zo’n diepe breuk kan leiden tot een crisis in het eigen bewustzijn. Maar dat hoeft niet noodzakelijk tot het opgeven van het ideaal te leiden. Denken gaat gepaard met spanningen, met winst, maar dus ook met verlies als het ideaal verder weg lijkt dan gedacht.

In Marx’ boek ‘Das Kapital’  spelen de verwachte breuk en de benodigde verandering een grote rol. Die vereiste verandering ontstaat echter niet vanzelf, terwijl gezien de omstandigheden dit proces bijna vanzelf lijkt te moeten gaan. Hoofdstuk 24 van deel 1 van ‘Das Kapital’, waarschijnlijk het meest besproken hoofdstuk, laat diepe breuken zien. De breuk toont zich eigenlijk al in de schrijfstijl van dit hoofdstuk, dat bevlogen geschreven maar duidelijk onaf is, een schets. Het is een model dat veronderstelt dat de tendens bestaat dat de arbeidersklasse wordt geschoold, verenigd en steeds beter georganiseerd, maar opvallend nalaat op de daadwerkelijke organisatiegraad van dat moment te wijzen.
    De vereiste verandering is één die het kapitalistisch loonsysteem opheft en komt tot een sociaal en collectief georganiseerde economie. Enerzijds bestaat er een systeem dat op den duur stikt in zijn rijkdom, en net zo goed stikt in zijn armoede en klassenongelijkheid, dus ten gronde lijkt te gaan op basis van de werking van dit systeem zelf. Anderzijds is er een georganiseerde democratische macht nodig die de verandering op een positieve manier voltrekt.
    Die macht is het proletariaat, maar Marx ziet heel goed dat de organisatie en dus de macht nog veel te wensen overlaat. Zijn oproep van twintig jaar eerder dat de proletariërs van alle landen zich moeten verenigen, heeft nog lang niet het gehoopte resultaat opgeleverd.

Het systeem bezwijkt op den duur, dat lijkt vanzelf te gaan. Maar de benodigde verbetering zelf vergt een kracht die nog niet bestaat. Het bijna-automatisme van de systeemcrisis valt dus beslist niet samen met een automatisme van de proletarische revolutie, zoals wel verondersteld is. De benodigde krachten moeten samengebracht worden, er is actie, beweging en sterke democratische organisatie nodig. Marx toont niet voor niets – bijvoorbeeld in zijn brieven aan zijn vriend Friedrich Engels – zo vaak zijn frustratie over de hapering van de organisatie van het internationale socialisme.
    De oplossing lijkt noodzakelijk en voorhanden, maar in de praktijk dreigt wél de crisis, maar niet de oplossing. De breuk is diep, niet alleen gedacht, maar reëel. In plaats van een verbetering dreigt chaos, een situatie die momenteel niet vreemd in de oren klinkt als we anno 2015 om ons heen kijken. Dan hoef je niet ver te kijken.

Dialectiek als eye-opener, maar dus één die vooral ook breuken en bijbehorende opgaven blootlegt. ‘Das Kapital’ laat de spanning zien van een maatschappijvorm en economisch stelsel dat in zich heeft vast te lopen en haar doodgravers oproept, maar ook het ongemakkelijke dat dit zonder politieke organisatie niet kan. Chaos ligt ook op de loer. De breuk oplossen kan alleen door de realiteit ervan te onderkennen en rationeel te handelen: organisatie en reflectie.
    Het oplossen van complexe vragen vereist reële breuken en tegenstellingen van de eigen maatschappij mee te denken: geen struisvogelpolitiek, niet in de schijn van gemakkelijke oplossingen geloven, niet wegkijken en niet de schuld aan ‘anderen’, zoals aan immigranten geven.





Boek: Jasper Schaaf, Marx, zó gelezen, Uitgeverij Damon, Budel 2005, ISBN 9055736457
Zie voor alle boeken: www.jasperschaaf.nl
Boeken bij Damon, kijk onder ‘auteurs’ op: www.damon.nl