dinsdag 18 maart 2014

Anarchistisch bankieren


De onnavolgbare dichter en schrijver Fernando Pessoa (1888-1935) maakte naar men zegt niet zoveel verhalen helemaal af. Dat is opmerkelijk als je ziet hoeveel hij heeft geschreven. Het past echter bij zijn aanpak. Pessoa schrijft onder de naam van anderen, heteroniemen. Dat is wat anders dan een pseudoniem, een naam waar één schrijver achter schuil gaat. Het heteroniem is een andere persoon die een eigen karakter heeft of dat binnen het verhaal steeds meer krijgt. Vanuit uiteenlopende karakters verwoordt Pessoa zijn proza. Hij laat hen in eigen stijl redeneren en zelfs met elkaar een gesprek aanknopen. En dat is nooit af.
      Dat redeneren is belangrijk. Al denkend en pratend komt een karakter tot stand, of een typische redenering. Drogredenen, vreemde motieven, chargeren en allerlei terloops ingevoerde veronderstellingen dragen de redenering. Het lijkt wel echt, het lijkt wel politiek. Er zijn logica’s die een eigen leven leiden. Pessoa vormt ze, al schrijvend.

Wél afgeschreven en quasi of echt politiek is ‘De anarchistische bankier’.  Een kort verhaal uit 1922, waarin het ook volledig om de redenering draait, niet om wat de schrijver ervan vindt. De hoofdpersoon zelf heeft wel een mening. Het is een rijke bankier, groot zakenman en ‘monopolist van importantie’, die na een goede maaltijd zijn gespreksgenoot deelgenoot maakt van het feit dat hij in hart en nieren anarchist is.
      Hij geeft deze gesprekspartner nauwelijks kans dit in twijfel te trekken want er volgt een hele redenering hoe hij als oprecht anarchist niet anders kon dan vanuit een reeks van denkstappen, met allerlei onverwachte toegevoegde motieven, een puissant rijke bankier te worden.

Centraal in de anarchistische redenering van de bankier staat dat alle normen, alle ‘sociale ficties’ bestreden moeten worden. Na op een goed moment een heel verhaal opgehangen te hebben dat een groep anarchisten het ideaal nooit waar kan maken, omdat door het groepsverband er leiders, dus dictatuur, dus sociale ficties zullen ontstaan, maakt de anarchistische bankier een slag naar een nog zuiverder individualisme: ‘Ik zei dus: ons allemaal inzetten voor hetzelfde doel, maar afzonderlijk. Wanneer we allemaal werken voor hetzelfde anarchistische doel, levert elk van ons zíjn bijdrage tot de vernietiging der sociale ficties (…) en aangezien we afzonderlijk werken kunnen we op geen enkele wijze een nieuwe tirannie doen ontstaan, want niemand heeft invloed op een ander …’ (pag. 35)

Maar zo ben je nog geen moreel gelouterde bankier. Toch is dat maar een kleine stap, zo blijkt. Het gaat er nog steeds om alle sociale ficties te verwerpen, maar sommige kun je het beste verwerpen door ze te beheersen, door er de baas over te worden: ‘De belangrijkste sociale fictie, althans van onze tijd, is geld. Hoe dus het geld de baas te worden, of, nauwkeuriger gezegd, de macht, de tirannie van het geld? Door mij vrij te maken van zijn invloed, zijn macht, door mij te verheffen …’ (pag. 41) De grootste vrijheid is dan natuurlijk zoveel geld te bezitten dat je er nooit tekort aan hebt. Heel simpel en vrij.
    Het verhaal eindigt ermee dat de anarchistische bankier alle anderen beschuldigt geen sociale ficties op te lossen: ‘… zij zijn alleen anarchist in theorie, ik ben het in theorie en in de praktijk; zij zijn mystieke anarchisten, ik ben wetenschappelijk anarchist; … In één woord: zij zijn pseudoanarchisten, ik ben anarchist.’ (pag. 48)

Het verhaal bevat heel wat logische kronkels, overduidelijke naast heel subtiele, die in het maatschappelijk leven en de politiek van vandaag de dag ook voorkomen. Pessoa heeft geen doel dat te verhelderen, hij beoefent het redeneren zelf, voor de vorm of zelfs dat nog niet eens? Wie zal het zeggen.
      De vertaler August Willemsen (1936-2007), die het Portugees prachtig vertaalde en ook zelf nog enkele mooie boeken schreef, geeft een helder commentaar bij Pessoa’s werk en over dit verhaal. Ook over hoe je kunt proberen Pessoa politiek te duiden. Hij geeft in dit commentaar uit 2002 een eigen rake beschrijving over bankiers, een beetje pesterig misschien. Volgens Willemsen krijgt het verhaal ‘zelfs een soort ironische actualiteit doordat de anarchist die bankier wordt en de bankier die beweert anarchist te zijn, recht praat wat krom is op dezelfde wijze waarop tegenwoordig de banken bij hoog en bij laag beweren dat ze er ‘voor de klant’ zijn terwijl ze een service leveren waar de honden geen brood van lusten.’ (pag. 77-78) Dat was ruim vijf jaar voor de bankencrisis, niet onaardig zo’n commentaar tussendoor in een literaire beschouwing.

Banken bieden nog steeds opmerkelijke service en wat hun redeneringen betreft steken ze Pessoa’s geredeneer soms naar de kroon. De ING-bank wil graag betaalgegevens van de eigen klanten koppelen aan externe adverteerders. En ja, zie het argument van de bankier: ‘We doen dit in de eerste plaats voor de klanten.’
      Pessoa’s anarchistische bankier wilde het geld beheersen, de ING denkt dat de klanten wel te lokken zijn met een paar centen. Geld als sociale fictie? Er zal wel marktonderzoek aan vooraf zijn gegaan. Is dit wetenschappelijk bankieren of een anarchisme van de vrije markt?






Fernando Pessoa, De anarchistische bankier, Vertaald en van een nawoord voorzien door August Willemsen, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam, Antwerpen 2002.

Over Pessoa: August Willemsen, Fernando Pessoa, het ik als vreemde, Een essay met schrijversprenten, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam, Antwerpen 2000.






Fernando Pessoa